Oktober 1944
Hendrik Spit wordt op 5 oktober 1944 door de Duitsers gesommeerd om met zijn gezin te vertrekken.
Sambeek is een frontgebied. Boxmeer en Sambeek zijn bevrijd, de sluizen en stuw van Sambeek, waar het gezin Spit woont, nog niet. De Duitsers hebben de hele Bult nog in de greep. Er staat zelfs een mitrailleur in het slaapkamerraam van dochter Annie.
Hendrik is er sluiswachter, en heeft tot het laatst gewacht met vertrek. Bang dat de Duitsers het complex zullen opblazen.
Hij heeft het al een keer voorkómen1. De springstof ligt er nog.
Hij maakt de Moffen wijs dat het gebied beneden de stuw leegloopt, en de Tommies zo kunnen doorlopen, als de stuw wordt opgeblazen.
Maar nu moeten ze weg.
De kleine Johanna, Annie genoemd, 9 jaar oud, en haar broer Evert, 13,5 jaar oud, laten samen met moeder Aleida en vader Hendrik, alles achter wat hen lief is.
De moestuin, de kelder met de potten met geweckte groente, Loekie het hondje, het poéziealbum van Annie.
Alleen de fiets gaat mee, een smalle bolderkar, en wat kleding. Aleida stopt nog gauw haar notitieboekje in haar jaszak. Dat is de bron van dit verhaal. Annie heeft het in de loop der jaren aan haar dochter Annemarie Mast verteld. Annemarie heeft vervolgens de de vlucht gereconstrueerd; het resultaat leest u hier. |
![]()
|
![]()
|
![]()
de stuw van Sambeek |
![]() |
Men moet vluchten, met de Duitsers mee. Vanuit het dorp Sambeek wordt er namelijk geschoten door de Engelsen, dus die kant kan men niet op. Bovendien ligt het hele gebied daar vol met mijnen.
Via de sluisdeuren en de stuwbrug begint een voettocht, die maanden zal duren.
De gezinnen van de werknemers van het sluizencomplex vinden die eerste nacht op verschillende plekken onderdak. Plaatsing van evacuees wordt geregeld door het Bureau Afvoer Burgerbevolking.
In totaal gaat het om zo‘n 12.500 mensen die vanuit de Maasdorpen naar de buurdorpen moeten uitwijken.
Een boerderij in het nog niet bevrijde Afferden (Urselmann B 161) is de eerste plaats waar het gezin Spit de eerste tien dagen wordt gehuisvest.
Als Hendrik samen met de boer een paar dagen na het vertrek probeert om nog spullen van thuis op te halen, worden zij beschoten op de stuwbrug.
Hendrik heeft een granaatscherf in zijn rug, de boer is in de arm geraakt. Op 14 oktober vlucht men naar Bergen, waar men in het huis van kantonnier Hendriks onderdak vindt voor één nacht. |